In het dagelijkse nieuws was het me ontgaan. Misschien ook niet zo gek. Want noch in de uitzendingen van het NOS Journaal, noch bij Nieuwsuur en ook niet Op1 was het op 8 december 2022 een onderwerp. Ik heb het over de bundel wetenschappelijke beschouwingen die op deze dag het licht zag op initiatief van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA met daarin vernietigende kritiek op het coronabeleid van het kabinet Rutte, inclusief de eigen CDA-minister Hugo de Jonge.
Het kabinet liet te veel de oren hangen naar de opvatting van wetenschappers die regelmatig ook tegengestelde meningen hadden. Rutte c.s. vergat te besturen en beschouwde de coronacrisis als een crisis vooral omdat de media de pandemie als zodanig labelden. Zowel Rutte als De Jonge verplaatsten zich te weinig in de mensen die de negatieve gevolgen van het coronabeleid ondervonden. En toen Hugo de Jonge zijn greep op de crisis verloor nam hij zijn toevlucht tot een oude truc, namelijk het aanwijzen van een zondebok voor het probleem. En dat waren de wappies. Het coronabeleid was vooral technocratisch beleid met onvoldoende inlevingsvermogen, waarbij het kabinet liet zien niet in staat te zijn om burgers te verbinden. Zo werd zichtbaar hoezeer onze democratie verzwakt is. Dit is een aantal conclusies dat naar boven komt.
Gebrek aan inleving
‘Effectieve communicatie begint met empathie tonen’, zegt Arjen Boin, hoogleraar Public institutions and governance aan de Universiteit van Leiden. ‘Een leider moet laten zien dat de bestuurlijke elite meeleeft met de ramp die het land treft’. Premier Rutte en minister De Jonge spraken volgens Boin zelden meer over het aantal doden en al die mensen die hun geliefden waren kwijtgeraakt. ‘De empathie ging vooral uit naar die andere slachtoffers; de mensen die zo in hun vrijheid werden aangetast dat zij niet meer naar het terras konden, thuis met de kinderen zaten opgescheept en de wintersport voorbij moesten laten gaan’. Een beproefde strategie voor leiders is om, aldus Boin, schuldigen aan te wijzen wanneer ze worden geconfronteerd met de gevolgen van een ramp. ‘Identificeer een zondebok en gebruik het crisispodium om de woede en frustratie van de bevolking richting de groep te kanaliseren. De prijs van deze strategie is een toename van maatschappelijke polarisatie’. Uiteindelijk, aldus de hoogleraar, richtte Minister De Jonge de schijnwerpers op de vaccinweigeraars en ‘wappies’ als een belangrijke oorzaak van de eindeloos durende pandemie.
Het staat dus te lezen in de bundel ‘Leren van Corona, naar een nieuw vertrouwen in samenleving en democratie’. Ik geef toe: niet een titel die uitnodigt tot lezen, begin december tamelijk zonder ophef verschenen, maar ontdekt via linkedin waar columnist Marianne Zwagerman constateert dat er in de verzameling CDA-publicaties veel te vinden is waar Hugo de Jonge niet op zit te wachten. Alle reden om dit document van 74 pagina’s door te ploegen en dat leidt tot de volgende samenvatting.
Veel te technocratisch
Het beleid van het kabinet was teveel gebaseerd op de uitkomst van technische modellen die op hun beurt ook weer uitgingen van aannames. De menselijke maat werd daarbij uit het oog verloren. Scherpe kritiek valt ook te lezen op het feit dat Hugo de Jonge andere wetenschappelijke visies dan die waarop de overheid het beleid baseerde, routinematig als ‘desinformatie’ betitelde en onvoldoende oor had voor deskundigheid buiten het eigen kringetje van adviseurs. Het beleid kende onvoldoende logische en voor de gemiddelde burger te begrijpen samenhang. Buurthuizen, culturele instellingen, horecagelegenheden, kleine winkels, sportclubs en verenigingen moesten de deuren sluiten. Ze kregen weinig gelegenheid om mee te denken. Snoepwinkels, slijterijen en fastfoodketens bleven open. Aan die keuze ontbrak de logica.
Onderzoeker en docent aan de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, Henk den Uijl komt in de publicatie tot de conclusie dat het de politici en bestuurders ‘niet lukte het volk, ondanks zijn pluraliteit (veelvormigheid) te representeren’. Dat laat volgens hem zien ‘hoe zwak onze democratie is geworden’. Het coronabeleid heeft de democratie niet zozeer beschadigd, maar de zwakte ervan zichtbaar gemaakt, zo schrijft hij. Dat de Kamer ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid heeft voor het hele volk was in het beleid nauwelijks zichtbaar. Kamerleden lijken vooral bezig met hun eigen achterban en zijn teveel uit op persoonlijke politieke succesjes, zo vindt Den Uijl.
Verder in deze bundel: * Vrijwel alle gevestigde partijen -ook het CDA- gingen mee in beleid dat haaks op hun uitgangspunt stond, waarbij ze hun eigenheid verloren. Zo had het CDA meer moeten vertrouwen op de veerkracht van de samenleving.
• De ernst van de situatie werd te lang ontkend. Het communicatiebeleid van de overheid schoot tekort. De kans om in dialoog met de samenleving draagvlak te creëren werd verspeeld.
• Het kabinet heeft te veel de oren laten hangen naar de adviezen van het Outbreak Management Team. Die adviezen waren onvoldoende om de basis te kunnen vormen voor goed bestuurlijk crisismanagement.
• Dat er -net als bij alle griepvormen- na een eerste golf meerdere besmettingsgolven komen, maar dat de ervaring leert dat die mutaties lichter van ernst maar besmettelijker zouden worden (een gegeven dat dus bekend was) werd niet aan de bevolking gecommuniceerd.
• Nu leek elke nieuwe golf weer nieuwe zwaardere maatregelen te vereisen, hetgeen o.a. leidde tot de instelling van een avondklok en het beperken van de vrijheid op demonstratie. Er was twijfel over de werking van de avondklok en de deskundigen deden geen poging om dit besluit met geloofwaardige argumenten te onderbouwen.
• Het crisisbeleid was pragmatisch. Bij het begin van de crisis was dat een goede keuze. Later ontaardend in een zwalkend crisisbeleid, een mengelmoes van opportunisme en vage principes waar burgers geen wijs meer uit konden worden.
• De crisiscommunicatie van premier Rutte en minister De Jonge was consistent zwak.
• Tijdens de pandemie bleken premier Rutte en minister De Jonge niet bestand tegen maatschappelijke druk. Ze kozen voor gewin op korte termijn in plaats van strategie op lange termijn. Beide bewindslieden verscholen zich voortdurend achter OMT-adviezen terwijl individuele OMT-leden elkaar in de media tegenspraken.
• Het RIVM strooide tijdens de pandemie met cijfers over bv verwachte ziekenhuisopnames die geen juist beeld gaven.
• De cijfers van het CBS over doodsoorzaken waren inconsistent. Zo was er ook verwarring over de omvang van de oversterfte. Die verwarring duurt nog steeds voort. Onafhankelijke deskundigen krijgen geen kans de cijfers te controleren omdat de overheid de onderliggende gegevens niet wil openbaren
Behalve deze politieke analyses bevat de bundel ook een economische en staatsrechtelijke evaluatie die ik in bovenstaande samenvatting buiten beschouwing heb gelaten. Volledige rapport lezen? Klik dan hier.
Komentáre