BRON: HP De Tijd, 28 september 2021
‘De publieke omroep is eenzijdig geworden’ Journalist en oud-KRO-directeur Ton Verlind (71) ziet het met leedwezen aan: het afkalven van de eigen identiteit en maatschappelijke opdracht van de omroepen. Hij schreef een boek over zijn vijftig jaar ervaring in de journalistiek. Kan het tij nog gekeerd worden? ‘Met kijkcijfers als enige doel gaan alle programma’s op elkaar lijken.’
Door Marieke Sjerps
Ton Verlind (71) kijkt geen televisie meer. Alleen voor programma’s als het NOS Journaal en Nieuwsuur zet hij het toestel nog aan, maar verder? De oud-KRO-baas kan zijn tijd wel beter gebruiken. Wat de publieke omroep uitzendt, is veel van hetzelfde, vindt hij. Te weinig inspireert nog, zet aan tot nadenken. Het wrange is dat de omroepen dit zelf lieten gebeuren. Jarenlang werkten ze dociel mee aan de centralisatie van de publieke omroep en stonden ze vooraan om hun ‘oude’ profielen te ontmantelen. Te laat merkten ze dat ze het kind met het badwater hadden weggegooid.
Bijna dertig jaren werkte Ton Verlind bij de KRO (1979-2007). Voordat hij mediadirecteur werd, was hij presentator en eindredacteur van Brandpunt, het actualiteitenprogramma van deze – van oorsprong katholieke – omroep. Verlind: “Mijn loopbaan bij de KRO, en eerder bij dagblad De Stem en radio Tros Aktua, zat opgeborgen in dozen. Daar had niemand wat aan, dacht ik. Daarom heb ik een en ander gebundeld. Het zijn dingen die me zijn bijgebleven, en prestaties die ik heb geleverd waar ik trots op ben.”
Verlind maakte er een boek van: Een schitterende slangenkuil, waarin vooral zijn KRO-jaren aan bod komen. In vogelvlucht vertelt hij daarin over enige nieuwskwesties uit die tijd, over omroepbeleid en de mores op redacties. Opvallend is hoe mild, verzachtend hij over het verleden vertelt, soms ook weemoedig. Des te kritischer toont Ton Verlind zich in passages waar hij de huidige journalistiek en de publieke omroep op de korrel neemt.
foto: Werry Crone
Het lijkt of u met leedwezen naar de publieke zenders kijkt.
“Dat klopt. De krachtige positie die de omroepen ooit hadden, is in de afgelopen decennia zeer beknot. Dat zou geen probleem zijn als het betere programma’s had opgeleverd, maar dat is niet het geval. De publieke omroep is heel eenzijdig geworden.”
Legt u eens uit.
“De omroepen maakten decennialang programma’s vanuit hun eigen visie op de maatschappij. Hierdoor ontstonden er automatisch levendige discussies over hoe de samenleving eruit moest zien. Met het inperken van de macht van de omroepen zijn die visies min of meer verdwenen, en bleef er één neutrale kijk op het nieuws over.
Afwijkende invalshoeken en andere opvattingen vind je niet meer bij de publieke omroep. Natuurlijk is geen mening ook een mening, maar die eenvormigheid leidt wel tot informatiemoeheid en ergernis over het steeds rondpompen van dezelfde geluiden.”
Hoe kon dit gebeuren?
“Dit is politiek beleid. Den Haag wilde de macht van de individuele omroepen verkleinen, om het bestel makkelijker te kunnen aansturen en goedkoper te maken.
Overigens, vergeleken met buurlanden vielen die kosten wel mee. De grote reorganisatie werd in de jaren negentig ingezet. De omroepen moesten samenwerken. De KRO deed dit op Nederland 1, samen met AVRO en NCRV – met succes. Vervolgens moest er genre-programmering komen, en ook dat lukte. Toen kwam er weer een eis, en weer een. Ondertussen wist de kijker al niet meer naar welke omroep hij keek.
“We moesten onze eigen studio’s en omroepgebouwen opgeven; de actualiteitenprogramma’s werden bij elkaar bij de publieke omroep geplaatst. Onze eigen zendmachtigingen en een deel van het geld gingen naar het centrale apparaat, de latere NPO. We moesten fuseren (Avrotros, BNNVara, enz. – red.), en zo kan ik nog wel even doorgaan.
“Achteraf kun je zeggen dat de omroepen zichzelf hebben weggecijferd in het belang van de publieke omroep. De journalistieke kracht is er niet door verbeterd, maar verzwakt. Het resultaat is niet om over naar huis te schrijven. Ja, we hadden er harder tegenin moeten gaan.”
Omroepen
Circa een eeuw jaar geleden werden er omroepverenigingen opgericht om – aanvankelijk alleen voor de radio – uitzendingen te verzorgen. Dit gebeurde langs de lijnen van de verzuiling, op grond van levensbeschouwelijke of sociaaleconomische gronden. Zo waren NCRV en VPRO protestants, KRO katholiek, de VARA socialistisch en de AVRO zonder religieuze of politieke binding. De EO (orthodox-protestants) en de Tros zijn jonger, die stammen uit de jaren zestig. De laatste om programma’s uit te zenden die kijkers graag willen. De zuilen waren overigens niet strak begrensd, omdat levensbeschouwing en sociaaleconomische klassen door elkaar lopen, horizontaal en verticaal –er waren immers zowel katholieke arbeiders, als katholieke grootverdieners.
U was toen mediadirecteur van de KRO. Lag u er niet van wakker?
“Ik zág het verkeerd gaan. Rond 2000 hadden we nog een imagocampagne en wist iedereen weer waar het bij de KRO om ging, maar we kregen onvoldoende middelen om het te realiseren. Vier jaar later kreeg de NPO de macht die ze nu heeft. Officieel zijn de omroepen nog steeds de baas over hun eigen programma’s, maar de praktijk is anders. De NPO heeft informeel veel invloed op de inhoud. Om iets te kunnen uitzenden, moet je namelijk bij haar aankloppen om geld en zendtijd. Als NPO-mensen het niet zien zitten, krijg je die niet.
“Dat de NPO zoveel macht heeft, onttrekt zich aan de waarneming, ook die van politici. En het betreft niet alleen de journalistieke, ook de amusementsprogramma’s. Ik ben in 2007 bij de omroep gestopt, omdat ik er geen vertrouwen meer in had. Er was geen reden meer om door te gaan.”
Als voorbeeld, wat waren uitgangspunten van de KRO?
“Wij waren geëngageerd, kritisch, met respect voor de feiten. Als we moesten kiezen tussen behagen of bekritiseren, dan vonden we kritisch zijn altijd belangrijker. Dit gold niet alleen voor Brandpunt, want bepaald publiek kun je wellicht beter via een quiz informeren. Nederlandse omroepen moeten immers ook amusement brengen, dat is wettelijk verplicht.
“In 2000 hebben we onze KRO-doel-stellingen herijkt. De traditionele waarden uit de Bijbel bleken nog steeds actueel, zoals gemeenschapszin, voor elkaar zorgen, en geen zelfverrijking ten koste van anderen. Wel was er een eigentijdse vertaling nodig, en hebben we de uitgangspunten losgekoppeld van een godsgeloof: geloven is een privékwestie, maar de waarden bleven overeind. We begonnen een imagocampagne: ‘Het gevoel dat je wilt delen’. Bekend hiervan is de madonnafoto: een jonge vrouw met ontblote borst en een baby op schoot. Die campagne was een groot succes.”
Dit soort waarden passen ook bij NCRV en EO.
“Het maatschappijbeeld is inderdaad hetzelfde: een rechtvaardige samenleving, waarin mensen goed voor mekaar zorgen. Wel was de KRO scherper en antiautoritair, we lagen regelmatig overhoop met bewindslieden. Collega’s bij de NCRV en EO waren doorgaans volgzamer. Met al onze programma’s konden mensen hun eigen leven vormgeven, of het nu om Spoorloos ging, of om De Reünie. Daarin onderscheidde de KRO zich. Ik vind dat wij fantastische keuzes hebben gemaakt. Ik zou nu dezelfde uitgangspunten hanteren en dan passend bij deze tijd nieuwe keuzes maken.”
Welke uitgangspunten heeft de KRO nu?
“Die is een andere koers gaan varen. Ik weet niet waar de KRO nu voor staat.”
Opvallend is dat u zich nog journalist noemt, terwijl u dertig jaar geleden al een managementfunctie bij de KRO kreeg.
“Ik heb een groot respect voor de feiten en sta aan de kant van de mensen, niet aan die van autoriteiten. Inderdaad was ik in 1992 geen eindredacteur van Brandpunt meer, maar wel de baas van journalistieke programma’s. Ik wilde werk dat een relatie had met waarvoor ik ooit in de journalistiek was gegaan. Ook toen ik mediadirecteur van de KRO werd, was er een journalistieke dimensie.”
De omroep wordt in uw boek een ‘journalistiek bedrijf’, genoemd, maar ook een ‘maatschappelijke organisatie’. Journalistieke keuzes en overige programma’s noemt u in één adem. Loopt het niet te veel door elkaar?
“Een publieke omroep is geen radio- en televisiebedrijf. Het is een organisatie met een bepaalde kijk op de samenleving, die een doel wil bereiken. Omdat meer dan 50.000 mensen dit doel steunen, krijgt ze de mogelijkheid er radio- en tv-programma’s over te maken – zowel journalistieke als amusementsprogramma’s. Het zijn verschillende instrumenten om het doel te bereiken. In het veranderende krachtenveld zijn echter die doelen óók verdwenen.”
Voor de kijker is het vaak onduidelijk wat journalistiek is en wat amusement.
“Dat geldt ook voor de krant, maar inderdaad is infotainment journalistiek theater geworden, kijk maar naar programma’s als Op1. Als ik nog directeur van de KRO was, zou ik de serieuze journalistiek, de opiniëring en het amuseren duidelijker scheiden.”
Een citaat uit het boek: “De samenleving is in verwarring en heeft haar nieuwe houvast nog niet gevonden. Dat mag mijn vak, de journalistiek zich aanrekenen.” Wat bedoelt u?
“Journalistiek moet ideeën aanreiken. Bij de omroep hadden we opvattingen over hoe de samenleving er in ideale vorm uit zou kunnen zien. Dat was ons engagement en daar werd journalistiek omheen bedreven. We stimuleerden mensen om constructief aan discussies mee te doen. Ik vind dat je mensen altijd perspectieven moet bieden, meerdere mogelijkheden om uit te kiezen. In dat inspireren schieten de media tegenwoordig tekort, omdat ze zo gefocust zijn op problemen en ellende. Ze helpen mensen niet om oplossingen te vinden, maar dragen juist bij aan de polarisatie, waardoor de verwarring alleen maar groter wordt.”
Veel nieuws bereikt ons direct via sociale media, we hebben ook te maken met fake news. Niet eenvoudig voor de gevestigde media om goed te reageren.
“Toch ontbreken er vergezichten. Daarbij komt dat het nieuws opgeleukt wordt en spectaculairder gemaakt, omdat het dan beter verkoopt. Hierdoor lijkt het of we permanent in een crisis zitten. Maar als ik in mijn omgeving kijk – en die is groter dan alleen het Gooi – dan denk ik: het valt nog wel mee. Er worden oplossingen gezocht voor problemen, mensen zorgen redelijk goed voor elkaar. Daar heb ik een positief beeld van. Maar dat zie ik niet terug in de kranten en op televisie. Dat er in de media vaak zo’n somber en overdreven beeld wordt geschetst van wat er aan de hand is, brengt mensen ook in verwarring.”
Vindt u de samenleving niet individualistischer en eenzamer geworden vergeleken met een jaar of dertig geleden?
“Is dat zo, of is dit beeld bepaald door de media, vooral in de Randstad? Ik kom regelmatig in Brabant, ik zie daar bewoners problemen voor elkaar oplossen.”
Ook in Brabant voelen mensen zich onveilig en ontheemd, met drugslaboratoria in leegstaande schuren, of doordat woningen in de buurt worden opgekocht voor vakantieverhuur of Oost-Europese seizoenarbeiders. In het algemeen is er minder contact in levenden lijve, omdat er steeds meer digitaal geregeld en besteld wordt.
“Daarover verschillen we niet van mening. Natuurlijk ziet de samenleving er tegenwoordig anders uit dan een paar decennia geleden. Dat hebben we met zijn allen laten gebeuren. Een meerderheid van Nederland kiest daarvoor, anders zat deze regering er niet. Toch krijgen we via de media een negatiever gevoel dan strikt genomen noodzakelijk is.
“Het kan ook anders. In 1980 zat de Nederlandse economie in een diepe crisis. Met de cameraploeg van Brandpunt stonden we dag in, dag uit bij fabriekspoorten waar mensen ontslagen werden. We bedachten toen dat we eindeloos konden blijven vertellen wat er allemaal misging, maar dat we ook de innovatieve kracht van mensen konden laten zien, mensen met ideeën om de economische crisis aan te pakken. We zijn toen Brandpunt in de markt gaan maken, een populair-economisch programma, met een luchtige aanpak om het relevante, zwaardere nieuws over het voetlicht te brengen. Dat had drie succesfactoren: het gaf moed, het had een hoog ‘dat kan ik ook’-gehalte, en het had spektakel.
“Als je de bevolking in de put praat, verdwijnt haar innovatieve vermogen. Ons programma doorbrak het doemdenken. We hebben laten zien dat als je je handen laat wapperen…” (Maakt de zin niet af). “We maakten mensen zichtbaar die in schuurtjes oplossingen zaten te bedenken, die nieuwe producten ontwikkelden, of bedrijven startten. Dat heeft een aantoonbare goede uitwerking op de mentaliteit gehad. Een tv-programma kan wel degelijk de sfeer ook in positieve zin beïnvloeden.”
Dit lijkt op constructieve journalistiek die een paar jaar geleden opkwam: journalistiek op basis van positieve psychologie die maatschappelijke vraagstukken moet helpen oplossen, tolerantie en begrip wil bevorderen, en betrokkenheid en vertrouwen van burgers wil vergroten. Het wordt zo wel andragogisch.
“Ik laat me niet graag labelen, maar het klopt wat je zegt. Meer oplossings- dan probleemgericht, dat is wel een goede beschrijving. Dat kun je constructieve journalistiek noemen, maar ik vind dat elke journalistiek constructief moet zijn, ook de kritische journalistiek.”
Des te meer valt in uw boek de kritiek op die u heeft op Volkskrant-hoofdredacteur Pieter Klok. Mogelijk probeerde hij ook constructief bij te dragen.
“Hij maakte keuzes waar ik het helemaal niet mee eens was. In de coronacrisis wilde de Volkskrant de overheid niet te veel voor de voeten lopen, omdat dat het probleem nog ingewikkelder zou maken. De Volkskrant leek minder kritisch te willen zijn.
‘Een klein geïnteresseerd publiek kan ook effectief zijn.’
Dat begrip zou ik niet zo gauw voor een overheid opbrengen. Geen last veroorzaken is geen corebusiness van de journalistiek. Ook in een crisissituatie moeten journalisten gewoon feiten melden. Als het de overheid niet uitkomt, is dat het probleem van de overheid en niet van de journalisten. Overigens heb ik kritiek op zijn standpunt, niet op Pieter Klok als persoon.”
Weer even terug naar de publieke omroep, wat is daar nu een groot knelpunt?
“Programma’s moeten passen bij de doelen van de omroep, maar de laatste jaren gebeurt het omgekeerde, omdat kijkcijfers het doel zijn geworden. Nu gaat het om de vraag: welke inhoud moeten we bieden om veel kijkers te trekken? Hiervoor zijn bekende Nederlanders nodig, emotie, discussies die uit de hand lopen, reuring. Daarmee heb je geheid succes. Maar als dat de ambities van de publieke omroep zijn…
“Met kijkcijfers als enige doel gaan alle programma’s op elkaar lijken. Terwijl journalistiek juist wezenlijke thema’s aan de orde moet stellen. Een klein geïnteresseerd publiek kan dan ook effectief zijn. Bijvoorbeeld, als er duizend politici kijken, is de invloed groter dan met een miljoen gewone Nederlanders.”
Wat als de slag om de kijkcijfers niet meer gevoerd zou hoeven te worden?
“Dat zou wijs zijn, dan zou het weer over de inhoud gaan, niet over de trucs die media moeten toepassen om in de gunst van het publiek te vallen. De politiek zou de publieke omroep een maatschappelijke taak moeten meegeven en een poos met rust moeten laten, en niet malen om het marktaandeel.
“Minder macht bij de NPO zou ook goed zijn. Er moet een goed journalistiek klimaat komen door in de top van de publieke omroep een journalist te benoemen. Nu bestaat die top uit ondernemers, oud-poli-tici en mensen uit de financiële wereld. Terwijl een journalist het belang van pluriformiteit goed kent en de omroepen zal stimuleren om de beste actualiteitenprogramma’s te maken en te zorgen voor een variëteit aan programma’s. Het samengaan van de omroepen hoeft niet teruggedraaid te worden. KRO en NCRV kunnen zich met elkaar goed als journalistiek bedrijf profileren.”
Bent u benieuwd naar de nieuwe omroepen, Ongehoord Nederland en Zwart?
“Zeker, ik juich het toe dat er nieuwe toetreders komen die zich journalistiek manifesteren. Laat ze maar programma’s maken. Als er iets niet door de beugel kan, kunnen we naar de Raad voor de Journalistiek stappen, of naar de rechter.”
Zijn er nog programma’s die u wel goed vindt?
“Zomergasten vind ik een uitstekend initiatief. Nieuwsuur is goede journalistiek, maar heeft slechts één perspectief op de samenleving. Het Journaal is redelijk, maar jammer genoeg meer agendavolgend dan -bepalend. Als ik leiding zou geven aan de publieke omroep, zou ik ontevreden zijn als we zo’n belangrijk dossier als de toeslagenaffaire hadden gemist (RTL en Trouw brachten deze kwestie naar buiten – red.). De publieke omroep, waarin 800 miljoen subsidie omgaat, doet opvallend weinig aan onderzoeksjournalistiek.”
En dan vertellen ze elk nieuws ook steeds drie keer.
(lachend) “Ik vind het grappig om te zien, maar vooral zonde van de zendtijd. De presentator vertelt iets, de verslaggever op locatie vertelt hetzelfde, en dan zegt iemand die geïnterviewd wordt het óók nog eens. Dat bij het Journaal niemand zegt: dit gaan we anders doen. Maar goed, ik moet daar ontzettend om lachen.”
Ton Verlind Een schitterende slangenkuil – 50 jaar journalistiek Tens Media €24,50
コメント